Begiftigd met (anvita) controle over de eigen gedachten (śama), en zo niet overgeleverd zijn aan de grillen van gedachten, gevoelens of impulsen.
- shamanvita
Eén van de twee primaire kwaliteiten van een voldoende gekwalificeerde student (śīsya) of aspirant (adhikārī) van kennis.
De beheersing is ten eerste nodig om een levensstijl te ontwikkelen, die niet afleidt van het doel, vrijheid door middel van kennis. Ten tweede is de beheersing nodig om goed te begrijpen wat de leraar doceert, en wat het kennismiddel van de geschriften (śabda pramāṇa) bedoelt.
Ter beheersing van het eigen innerlijke instrument (antaḥkaraṇa) is een voldoende dosis kalmte nodig. De letterlijke betekenis van śama is dan ook kalmte, rust. In vedānta is het woordje śama geëvolueerd tot controle van de gedachten en gevoelens.
Om de noodzakelijkheid van kalmte te begrijpen is er in dit verband een kwalificatie voor een aspirant die vooraf gaat aan śamanvita, namelijk praśāntacitta, pacificatie van de mind. Eerst het kweken van vrede (śānta), waarbij beheersing veel gemakkelijker wordt. Beheersing en kalmering gaan eigen samen op. Een beheerste geest levert de benodigde op.
Let wel: Een vredige sfeer in de geest is fijn, maar is geen vrijheid. Doel van een vredige geest is het verkrijgen van voldoende sattva om onwetendheid weg te laten nemen, zodat kennis kan weerschijnen.