Daarvoor moet wel gezien dat alles het zelf is, en geweten worden dat dit ananta (oneindig) en ānanda (zaligheid) is. Er moet de realisatie zijn dat het ‘zijn’ waar geen einde aan komt, aan zichzelf genoeg heeft, wat zich ook schijnbaar aan dit zijn vertoont.
Het aan jezelf genoeg hebben is de grootste zegen die er is. Volledige tevredenheid.
Kṛṣṇa stelt: Degene die bevrijd is bij leven (jīvan mukta) is zowel
nityatṛpta als nirāśraya. Dit laatste betekent ‘Los van, weg van (nis)’ enige basis, toevluchtsoord, schuilplaats, vertoefplaats. Volledig zelfstandig staan als de waarheid zelf, zonder enige afhankelijkheid er van. Met los van enige basis wordt bedoelt, dat je de basis, de waarheid zelf bent (puur zijn, puur bewustzijn). Onafhankelijk zijn, omdat je het geheel bent. Hiermee wordt de objectieve vrucht bedoelt van zelfkennis.
Tevredenheid als subjectieve vrucht en onafhankelijkheid als objectieve vrucht. Schitterend.
Bron: Commentaar Svāmī Paramarthananda bij Dṛg dṛśya viveka. p.86 naar aanleiding van Bhagavad Gītā vers 4.20:
tyaktvā karma phalāsaṅgaṃ nityatṛpto nirāśrayaḥ
karmaṇy abhipravṛtto ’pi naiva kiñcit karoti saḥ
Degene die alle gehechtheid aan de vruchten van zijn daden heeft opgegeven, die steeds innerlijk vervuld (altijd tevreden, nityatṛpto) is, en in niets zijn steun zoekt (onafhankelijk, nirāśrayaḥ) ook al handelt hij voortdurend, toch doet hij in wezen niets.
- nityatrpta
Altijd (nitya) tevreden (tṛpta). Dit is het subjectieve, emotionele niveau van kennis en vrijheid na voldoende internalisering (nididhyāsana) ervan. Dit is de subjectieve vrucht voor de jīvan mukta.