VEDANTA

Wetenschap van Bewustzijn

Iemand die weet dat haar of zijn identiteit brahman is, bewustzijn, volheid, de aard van het bestaan zelf.

Iemand aldus die de status van zijn persoon kent, als een begoocheling (de magie van māyā) die wonderbaarlijk genoeg in zijn eigen stilte verschijnt. Jīvan mukta weet dat de wereld met alle wezens in bewustzijn verschijnen, en dat bewustzijn alle wezens doordringt. Jīvan mukta ziet alles als dit bewustzijn, en is daarom vrijheid zelve.

Een jīvan mukta is dus iemand die geen iemand meer is. Vrijheid van de jīva, is ook vrijheid voor de jīva. Die nu de status mithyā heeft, zijnde niet echt als drie lichamen, maar wel echt als sat cit ānanda. Zo iemand gaat lichtvoetig door het leven, want de vijf hulzen (kosa’s) zijn niet meer dan lege hulzen. Zo wordt het leven een grap, en kan de persoon zich niet anders dan geamuseerd gedragen.

Deze vrijheid leert men kennen door śravaṇa (horen van de teaching), verduidelijkt door manana (reflectie) en bevestigt in alle aspecten van het leven door nididhyāsana (contemplatie).

De kennis vrij te zijn is zo helder en onwrikbaar voor de jīvan mukta, dat zij of hij de vrijheid zelve is. Een tevredenheid en volheid, die voorgoed is, want buiten tijd en ruimte. Ook al lijken er dingen te verschijnen, niets kan hem of haar meer overschaduwen.

Evenwel verschijnt er nog steeds ervaring van geest, lichaam en wereld. Maar deze veroorzaakt geen verstoring, aangezien deze bekend staat als mithyā, afhankelijk en een uitdrukking van het zelf. Wetende dat ook ahaṅkāra (ik-gevoel) en mamakāra (mijn-gevoel) alleen maar ātmā zijn, blijven beide slechts fictief en opereren ze schijnbaar voor transacties met de wereld.

Omdat de jīvan mukta geen schuldgevoelens of spijt heeft over het verleden, noch zorgen over de toekomst, wordt het heden met liefdevolle, compassierijke verschilloosheid tegemoet getreden, terwijl zij of hij van nature volledig evenwichtig is. Er is volledige vrijheid van worden, en dus van saṁsāra.

Het lijkt heel wat, maar het is slechts een verandering van perspectief vanwege correcte zelfkennis. Om tot die wezenlijke verschuiving van perspectief te komen, moet eerst schijnbaar heel wat gebeuren. De mind moet er klaar voor zijn. Het inzicht dat het altijd al zo was, maar dat ik onwetend ervan was, geeft een onmiddellijk resultaat, vandaar ook de term sadya mukti (sadya – nu, in het heden). De sadyomukti is dus een jīvan mukta.

Jīvan mukta wordt vergeleken met videha mukti. Videha mukti is de gedachte dat er pas werkelijk vrijheid is na de dood van het lichaam, voor degene met de kennis, dat hij niet de doener is van zijn karma. Het idee is dan dat zijn of haar subtiele lichaam niet verder zal reïncarneren.

Op zich klopt het de specifieke karma-stroom zal stoppen van het verhaal van dit individu, omdat de jīvan mukta die jīvan mukti (bevrijd van de persoon, met zijn hele leven en karma voorraad) is, geen karma heeft, omdat zij of hij zich realiseert dat zij of hij nooit karma gehad heeft.

Het paradoxale hieraan is dat men vrijheid denkt in een toekomst. Terwijl de vrijheid natuurlijk al onmiddellijke aanwezig is, voor wie het begrijpt. Videha mukti wordt zo een soort soteriologie, verlossingsleer. Dit betekent dat verlossing en vrijheid nabij is, dus in de toekomst, dus in de tijd. Maar vrijheid is al het geval, alleen weten we het niet door onwetendheid. De uitnodiging is het hier en nu op te pakken.

Er worden wel eens drie vereisten of voorwaarden genoemd voor jīvan mukti. Om de vrijheid volledig te kunnen zijn, moeten gelden:

• tattva jñāna – Kennis van de werkelijkheid (tattva). Hoofdvereiste: Kennis is de enige manier om te doorzien wat ons denken en onze zintuigen ons abusievelijk voorspiegelen. Onwetendheid is namelijk het probleem. Na kennis kan kennis pas worden losgelaten. Onwetendheid wordt alleen in śravaṇa, het horen van de waarheid van de leraar, opgelost door kennis.

• vāsanākṣaya – Voldoende neutralisatie (wegvallen, kṣaya, van de bindende kracht ervan) van de diepgewortelde aanleg (saṁskāra bestaande uit vāsanā ‘s) die saṁsāra in stand houdt. Als diepe conditioneringen zich te sterk manifesteren kan de kennis geen standhouden. Dit wordt ook wel viparīta bhāvanā genoemd, gewoonte gedreven zelfbedrog. Contemplatie (nididhyāsana) op de waarheid voor langere tijd is hiervoor nodig.

• mano nāśa – Eliminatie van de overmatige invloed van de geest. Een zekere mate van balans en rust in het innerlijke instrument (antaḥkaraṇa śuddhi) is nodig, om onwetendheid geen kans te geven. Ook moet de geest zelf via reflectie (manana) van de logica van vedānta zijn overtuigd. Dit komt omdat de gemiddelde mens zal zeggen: ‘Het is onmogelijk (asambhava), dat ik alleen sta, en alles mij is. Dat kan toch niet voor mij gelden’. Het belangrijkste verschil tussen de geest van een svāmī (zelfbeheerste geest) en iemand die zichzelf als klein, afzonderlijk en inferieur ziet, is de inrichting van de geest met zelfoordelen. Om vedānta en kennis los te laten, zal ik eerst een stabiel begrip moeten hebben van hoe de zaken er objectief voor staan.

De uitleg van deze Sanskriet term is geschreven door Simon de Jong.
Op de index pagina vind je de volledige Sanskriet begrippenlijst. 

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua. Ut enim ad minim veniam, quis nostrud exercitation ullamco laboris nisi ut aliquip ex ea commodo consequat. Duis aute irure dolor in reprehenderit in voluptate velit esse cillum dolore eu fugiat nulla pariatur. Excepteur sint occaecat cupidatat non proident, sunt in culpa qui officia deserunt mollit anim id est laborum.

Meld je aan voor de nieuwsbrief
(verschijnt hooguit enkele malen per jaar)

Eerder verschenen nieuwsbrieven
– oktober 2024  (
Dutch)
– october 2024  (English)