Een individu met een innerlijk instrument, doordrenkt met een dharmische deugden als welgevendheid, toewijding, standvastigheid, evenwichtigheid is afgestemd met īśvara. En de dharma van īśvara is de juiste innerlijke atmosfeer om īśvara kennis zijn werk te laten doen op de mind (verwijderen onwetendheid, rijzen van directe zelfkennis, vrijheid).
Bhagavad Gītā Hoofdstuk 16 zet de daivi sampat af tegen de asura sampat, demonische waarden als boosheid.
Hier wordt gezegd dat degene die de dharma leeft, een goddelijk wezen is, rijp voor de zelfkennis die tot vrijheid leidt.
- daivi sampat
Goddelijke (daivi) deugden (sampat). Een mind, met een dergelijk waarden-patroon zal dominant sattva guṇa in zich dragen, de onthullende, verstilde, neutrale energie, en gemakkelijk zelfkennis leren.