Een naam voor het non-duale, oneindige bestaan, de absolute werkelijkheid en waarheid, wat bewustzijn is. Vedānta is de kennis die je vertelt dat je dit bent. Vandaar vrijheid.
- brahman
Brahman kan niet in woorden worden uitgedrukt. Dit komt omdat je het bent. Alles wat concreet en discreet aan mind en zintuigen verschijnt is het niet. Dat is het moeilijke aan waarheid.
Het woord brahman komt van de Sanskrietwortel bṛh en betekent groei, vermeerdering, toename, breed, groot. Maar dit moeten we niet letterlijk nemen, hoogstens in de zin van oneindigheid, grenzeloosheid. Er zit begin nog einde aan. Niemand weet wat het is. Het is op zichzelf onuitsprekelijk. Als we erover schrijven of praten is dat om te begrijpen dat je het bent, zonder er ook maar iets voor te hoeven doen. Hierbij de essentiele toevoeging dat elk idee of beeld dat de mind ervan vormt het niet is.
De Upaniṣads vertellen ons dat het grenzeloos is, beginloos en eindeloos. Dit is van belang omdat we wel weten dat we bestaan en bewust zijn, maar we weten niet dat we het bestaan zelf zijn en bewustzijn zelf, in zijn enkelvoudige oneindigheid. Maar brahman is geen oneindige ruimte. Dat is weer zo'n categorie, zo'n concept dat in de mind ontstaat. Het is ook geen leegte. Nogmaals, het is het enige dat is, het volle bestaan. Wat het is, hoeven we niet te weten, en kunnen we niet weten. Dat we het zijn mag evenwel evident gekend worden. De sleutel hiertoe is al zelf-evident. Ik besta en ik ben bewust, vandaar dat waar brahman naar verwijst gelijk is aan dat waarnaar het woord ātman (zelf) verwijst.
Het is dat wat oneindig is, en dus zelfs de mogelijkheid heeft om een ongemanifesteerde kracht in zich te hebben genaamd māyā, dat zich een wereld met levende wezens voorspiegeld volgens karmische wetmatigheden. Toch is brahman puur en attribuutloos. Dit weten en leven is vrijheid.
Als je eenmaal inziet dat het volstrekt logisch dat er alleen maar bestaan is, en geen niet-bestaan, en dat brahman nooit werkelijk ergens in verandert (er zijn dus geen werkelijke effecten zoals de brahma kārya vādaḥ beweert, kārya betekent effect), wordt alles duidelijk.
Waarom is er alleen maar brahman en zijn we dat? Nogmaals, ik kan niet ontkennen dat ik besta. Mijn bewustzijn is. We kunnen niet ontkennen dat brahman bestaan is. Het enige bewijs dat er bestaan is, is dat ik besta. We hebben de logica van een kennismiddel als vedānta nodig om te vertellen dat dit het enige bestaan is.
In werkelijkheid is er geen ander. De zogenaamde ander is ook gewoon brahman-bewustzijn dat op exact dezelfde manier een leven voorgespiegeld krijgt. Immers, ergens bewust van zijn is voor iedereen hetzelfde. Waarom de personen verschillen en waarom die niet echt en niet onecht zijn, is een genuanceerde kwestie waarvoor de onderwerpen, mithyā en karma bestudeerd kunnen worden.
Het beste antwoord op de vraag waarom er een wereld verschijnt, of te wel 'waarom māyā?, is ten eerste wat ik net schreef. Brahman is oneindig, dus kan het zich met gemak manifesteren, zonder ook maar een greintje werkelijk zelf te veranderen. Vandaar dat elk fenomeen voorbij gaat. Het feit, dat er alleen maar brahman is, betekent dat er niks buiten brahman is, nog werkelijk in brahman gecreëerd worden. Hoe kan er iets buiten de oneindigheid bestaan? Dit weten is een uitnodiging tot berusting en vrijheid.
Wat is dan de dynamiek die māyā, saṁsāra gaande houdt. Dit is de individuele onwetendheid van levende wezens (jīva's, die in feite niets anders dan brahman zelf zijn), waardoor ze met hun wil, angst, verlangen en actie īśvara (brahman met schijnbare eigenschappen, saguṇa) om resultaten blijven verzoeken.
Het woord brahman impliceert de onbegrensdheid van de absolute werkelijkheid, terwijl het woord ātman de alomtegenwoordigheid van de werkelijkheid impliceert. Alles wat is zie ben ik ook als ātman brahman, non-duaal.
Belangrijk te realiseren dat het maar woorden zijn. Brahman is synoniem aan bewustzijn. Brahman-bewustzijn is dat wat de ideeen die we hier door ons heen laten gaan accomodeert. Er is een directe subjectieve eerste hand (aparokṣa), dat is echt. Maar alle objecten van ervaring zijn niet echt wat ze lijken te zijn, maar ook gewoon brahman, het pure licht van bewustzijn, dat je dus zelf bent. Brahman is puur, zonder eigenschappen (nirguṇa). Het is oneindige zuivere kennis (jñapti, śuddha caitanyam) en daarom ongekend in zijn schijnbare mogelijkheden.
Met oneindig groot moeten we dus niet in relatieve kosmische termen denken. Geweten mag worden dat het oneindig is in zijn schijnbare mogelijkheden, zonder een vlekje niet-Brahman te zijn. Het kan dus alles laten verschijnen, zonder ook zelf maar iets te worden. Onveranderlijk dus.
Daarmee is in de Veda's ook het wiskundige raadsel van oneindigheid of onbegrensdheid opgelost. Oneindigheid kan oneindig zijn, omdat het non-duaal is. Deze non-dualiteit wijst erop dat het enig is. Er is dus geen niets alleen maar het volle al. En dat alles in enkelvoudigheid. Brahman kan zich in oneindige eenvoud veelvuldigheid voorspiegelen.
Brahman is alles dat er is, en toch is het enkelvoudig. Eén, in werkelijkheid gebeurt er niks, en is brahman, heel gewoon. Dat ben ik. Ahaṃ brahmāsmi, 'Ik ben Brahman' (Bṛhadāraṇyaka Upaniṣad 1.4.10).
Leuk om te vermelden: De Sanskriet wortel bṛh dat terugkomt in het woord bṛhat betekent 'groot', net als Brahman in de betekenis: het grootste der groten, wat groot tot groot maakt'. Bṛhadāraṇyaka betekent groot (bṛhat) woud (āraṇyaka). Verwijzend naar de wouden waar de zieners zich in terugtrokken in oude tijden. De ruimte van de natuur accomodeerde zo de ruimtelijkheid in hun mind, om de waarheid van brahman te begrijpen.
De context bepaalt of de term brahman verwijst naar saguṇa brahman, brahman met eigenschappen, of naar nirguṇa brahman, brahman zonder eigenschappen of kwaliteiten.
Er bestaat niets buiten brahman, daarom is brahman non-duaal. De potentie in brahman tot manifestatie noemen we māyā, ook maar een woord. Wanneer māyā in schijnbare werking gaat, heet het īśvara, god (saguṇa brahman, brahman met eigenschappen). Alleen vedānta definieert god zo precies. Dan neemt brahman schijnbaar eigenschappen aan. Brahman wordt zo ook wel god genoemd, in principe maakt het niet uit hoe je het noemt, de nuances moeten alleen begrepen zijn. Brahman blijft de divisie-loze, altijd beschikbare, ongemanifesteerde realiteit achter en voorbij alle manifestatie. We hoeven dus ook niet bang te zijn dat we brahman niet meer zijn na de dood van het lichaam.
We moeten brahman niet verwarren met brahmā, het concept van de scheppergod, dat als woord en als verschijning een afgeleide is van brahman. Brahmā is het aspect van īśvara, dat een wereld doet verschijnen. Zo wordt Brahmā ook wel eens de eerste leraar genoemd om brahman te begrijpen. Het vergt enige lenigheid van geest.
De satya-mithyā les moet begrepen zijn om te begrijpen dat brahmā brahman is, maar brahman geen brahmā. Zie daar.
Brahman is sādhāraṇa, algemeen en doodgewoon. Het is gewoon de waarheid omdat het oneindig normaal is. Waarom normaal? De realiteit kent geen enkele onderscheid. De waarheid is voor iedereen dezelfde waarheid. Iedereen bestaat gewoon. En iedereen is gewoon bewust. Waarom zijn dode dingen als een dood lichaam of een steen dan niet zelf bewust. Dit komt omdat het een subtiel lichaam ontbeert, Dat is alles.
En of je nou spiritueel bent of een materialist, brahman is het substraat van alle spirituele ideeën en van materie (energie). Simpel, gewoon, sādhāraṇa. Verlichting is dus helemaal niet iets bijzonders. Alles en iedereen is brahman. Je weet het of je weet het niet.
Als brahman het bestaan-bewustzijn zelve is noemen we brahman voor mijn part de spiritualiteit zelve. Maar dan wel met het scherpe inzicht dat er niks anders is dan spiritualiteit. Maar eigenlijk heeft het geen enkele zin om zo over spiritualiteit te praten, omdat de mind dan toh gaat denken dat je naar brahman toe moet of zo.
Laten we het exact en precies maken zoals in vedānta. Brahman is het enige bewuste wezen, bewustzijn zelf, het bestaan zelf, zijn. En (met zelfspot): daarmee is al veel te veel gezegd. De uitnodiging is gewoon brahman te zijn, in alle simpelheid. Deze simpelheid is dus oneindig simpel, en dat maakt t juist zo lastig.